Noodverlichting is onmisbaar in het geval van calamiteiten. Maar onder normale omstandigheden is het geen hot topic. Het liefste wil je het noodverlichtingsvinkje met zo min mogelijk kosten en moeite kunnen zetten. Daarom wil je bij de aanleg of vervanging van noodverlichting goed nadenken over de beste optie voor jouw specifieke situatie. Want een goede keuze vooraf voorkomt een hoop zorgen en kosten achteraf.
In de basis zijn er twee soorten noodverlichting: centraal en decentraal. Welke het best bij jouw gebouw en organisatie past, is afhankelijk van de specifieke situatie van het pand in kwestie en van de bijbehorende afwegingen met betrekking tot kosten en onderhoud.
Bij decentrale noodverlichting sluit je ieder armatuur individueel aan op de netspanning. Elk toestel heeft dus een eigen lader en batterij. Deze optie is populair omdat de aanleg relatief eenvoudig is. Het is een kwestie van vastschroeven en aansluiten. Nadelen zijn er echter ook: in toepassingen waarbij je meer licht nodig hebt, of gedurende een langere tijd, loop je soms tegen de grenzen van de capaciteit van de ingebouwde batterij aan. Ook gaan de prestaties en levensduur van de batterij snel achteruit bij hogere of lagere omgevingstemperaturen wat decentrale armaturen voor dergelijke toepassingen minder geschikt maakt. Tot slot moeten batterijen om de paar jaar vervangen worden en dat is een arbeidsintensieve klus, vooral wanneer de armaturen moeilijk bereikbaar zijn. Denk aan het regelen van steigers of hoogwerkers en de bijbehorende veiligheidsmaatregelen, verstoring van productieprocessen, etc.
Centrale noodverlichting heeft deze nadelen niet. Alle armaturen worden vanuit één noodverlichtingscentrale gevoed en aangestuurd. Enkele voordelen van centrale noodverlichting zijn dat er waar nodig hogere verlichtingsniveaus en/of langere brandduren gehaald kunnen worden, armaturen kunnen binnen een veel ruimer temperatuurgebied worden toegepast en last but not least, onderhoud is eenvoudiger en dus goedkoper uit te voeren. Met een centraal systeem kunnen dus ook uitdagende gebouwen en projecten van betrouwbare en veilige noodverlichting worden voorzien.
Daarbij moet wel worden opgemerkt dat je bij centrale noodverlichting vooraf meer aandacht moet besteden aan de planning en voorbereiding. Soms kun je te maken krijgen met functiebehoud van de bekabeling tussen de noodverlichtingscentrale en de armaturen. Bij decentrale noodverlichting speelt dat geen rol, omdat die armaturen niet afhankelijk zijn van externe voeding.
Functiebehoud is beschreven in de NEN 1010 norm, waarnaar vanuit het Bouwbesluit wordt verwezen. Volgens deze norm moet de voeding van armaturen die door één of meerdere andere brandcompartimenten loopt, in die andere brandcompartimenten worden uitgevoerd in functiebehoud. Dit zorgt er voor dat brand in een compartiment geen invloed heeft op de noodverlichting in een ander compartiment.
Functiebehoud klinkt lastig, maar het is relatief eenvoudig te realiseren. Zo kan er gebruik gemaakt worden van brandvaste kabels met bijbehorend bevestigingsmateriaal, of kan standaardbekabeling bijvoorbeeld in betonconstructies in muren of vloeren worden verwerkt. Een centraal uitgevoerde noodverlichtingsoplossing vergt mogelijk een hogere initiële investering, maar afhankelijk van het gebouw kun je deze na de aanleg ruimschoots terugverdienen. En niet alleen omdat je bijvoorbeeld in ruimtes met hoge plafonds zoals distributiecentra geen hoogwerkers hoeft in te schakelen om batterijen te vervangen.
Een bijkomend voordeel van centrale noodverlichting is dat deze vrijwel altijd standaard is voorzien van een centraal testsysteem. Hiermee worden eventuele problemen eerder gesignaleerd en vervolgens in de praktijk ook vaak sneller verholpen, zodat de gebouwveiligheid beter geborgd is. Voor de goede orde: er zijn ook centrale testsystemen voor decentrale noodverlichting, maar deze worden in de praktijk nog relatief weinig toegepast.
Goedkoper en efficiënter onderhoud zorgen vanaf een bepaalde schaalgrootte bovendien voor een significant lagere total cost of ownership. En dát is iets wat nogal eens over het hoofd wordt gezien, zeker wanneer degenen die de noodverlichtingsinstallatie ontwerpen geen verantwoordelijkheid dragen voor het kostenplaatje op de lange termijn.
Dus, centraal of decentraal? De ene oplossing is niet per se beter dan de andere. Decentrale noodverlichting kan gewoon een goede keuze zijn. Maar die keuze is wel afhankelijk van de specifieke gebouwsituatie. Het advies is dan ook om niet zomaar voor de laagste aanschafprijs te gaan, maar een goede kosten/batenanalyse te doen en daar de total cost of ownership in mee te nemen. En dát scheelt je onder de streep een hoop werk, zorgen – en geld.
Door Edwin de Graaf, Product Manager Noodverlichting, Eaton
Google+